Persoonlijk ben ik geen
voorstander van het afsluiten van mijn geest bij het geloof in God, Jezus en de
bijbel etc. Als ik mijn eigen geloof moet kwalificeren dan heb ik een klein,
maar in mijn ogen wel een kostbaar geloof in "iets" (niet respectloos
bedoeld) dat groter moet zijn dan ik. Gelukkig is mijn kleine geloof niet meer
afhankelijk van de onbetwijfelbaarheid van Gods (vermeende) openbaringen. Dat
wil niet zeggen dat de bijbel voor mij onbelangrijk is, maar het boek is niet
meer van doorslaggevend belang in mijn geloofsleven.
Ik ben na mijn JG-exit geen bibliolatrist (vereerder
van de bijbel) meer. Als ik moet kiezen tussen geloof in de onfeilbaarheid van
de bijbelverslagen of geloof in de goede reputatie van God, dan kies ik voor
het laatste. De aanname dat het bijbelverslag absoluut onfeilbaar zou zijn, zet
de deur open voor vergaande en onverkwikkelijke conclusies over God zelf (zoals
dat hij wreed zou zijn etc.). Daarom geloof ik niet meer - zoals in mijn
WTG-tijd - in de absolute onfeilbaarheid van het bijbelverslag. Ik wil namelijk
geen "God-basher" worden.
Persoonlijk denk ik dat het christendom geen pure boekreligie is. De bedoeling van de getuigenissen uit de bijbel is om ons bij God te betrekken. Geloof betekent voor mij ontzag, verbazing en verwondering voor iets (niet respectloos bedoeld) dat veel groter is dan ikzelf (analoog met hoe kan een bacterie in onze maag een beeld vormen van ons als persoon), en niet meer - zoals in mijn WTG-tijd - de afhankelijkheid van Gods 'onbetwijfelbare' openbaringen. In mijn ogen is het middelpunt van het christendom geen religieus instituut of organisatie. Het is ook geen boek als de bijbel. Waarom niet? Omdat de christelijke ecclesia (=gemeente) al bestond voordat de canon van het Nieuwe Testament samengesteld werd. Christenen vormden al de ecclesia, omdat ze deelgenootschap met God en elkaar hadden en hun geloof simpelweg gefocust was in Christus. Natuurlijk hadden ze de geschriften van het Oude Testament, maar zeker nog niet alle (christelijke) leringen in NT-canonieke vorm.
Persoonlijk denk ik dat het christendom geen pure boekreligie is. De bedoeling van de getuigenissen uit de bijbel is om ons bij God te betrekken. Geloof betekent voor mij ontzag, verbazing en verwondering voor iets (niet respectloos bedoeld) dat veel groter is dan ikzelf (analoog met hoe kan een bacterie in onze maag een beeld vormen van ons als persoon), en niet meer - zoals in mijn WTG-tijd - de afhankelijkheid van Gods 'onbetwijfelbare' openbaringen. In mijn ogen is het middelpunt van het christendom geen religieus instituut of organisatie. Het is ook geen boek als de bijbel. Waarom niet? Omdat de christelijke ecclesia (=gemeente) al bestond voordat de canon van het Nieuwe Testament samengesteld werd. Christenen vormden al de ecclesia, omdat ze deelgenootschap met God en elkaar hadden en hun geloof simpelweg gefocust was in Christus. Natuurlijk hadden ze de geschriften van het Oude Testament, maar zeker nog niet alle (christelijke) leringen in NT-canonieke vorm.
De vier Evangeliën zijn - in mijn opvatting - (oog)getuigenverslagen over Jezus' belevenissen en levensfilosofie. Een getuigenverklaring hoeft echt geen goddelijke bron te hebben om betrouwbaar en geloofwaardig te zijn. Als ik deze getuigenverslagen lees, dan klinken ze mij heel authentiek in de oren.
Het gevoel wat ik altijd aan het lezen van de Evangeliën (vooral dat van Johannes) overhoud, is misschien te vergelijken met het gevoel dat je krijgt als je naar de muziekvertolking van een pianovirtuoos luistert. Zo'n virtuoos slaat geen toetsen aan, maar tovert met zijn vleugel. Met zo'n vertolking durf je nauwelijks nog adem te halen. Deze muziek hoor je niet alleen met je oren, maar die beleef je. Na zo'n fantastische muziekbeleving durft niemand na de laatste noten van deze (goddelijke?) muziek onmiddellijk te applaudisseren, men durft de opgebouwde spanning niet meteen te doorbreken. En als dan het applaus losbarst, dan staat de hele zaal op zijn kop.
Als je bij zo'n vertolking op een rationele manier blijft denken aan het gegeven dat de virtuoos gewoon de toetsen beroert die op hun beurt de snaren in beweging brengen, dan zou het spel gereduceerd worden tot mechanische principes. Maar deze muziek heb je niet beluisterd met je ratio, maar met je gevoel. Deze muziek overstijgt onze ratio en stuurt onze beleving.
Het is moeilijk om te beschrijven, maar iets soortgelijks ervaar ik ook met het lezen van de Evangeliën en bij het nadenken over de visie die Jezus vertolkte. Elke leesbeurt raakt me van binnen. Jezus weet als geen ander om ons mensen in de spiegel van ons eigen bestaan te doen kijken. Jezus zei ook: "Wie mij heeft gezien, heeft ook de Vader gezien", en mijn gevoel bevestigt inderdaad dat zijn visie goddelijk is. Hij was iemand die God werkelijk gekend moet hebben.
Geloof en spiritualiteit zijn in mijn opvatting geen intellectuele exercities. Spiritualiteit leeft juist daar waar de rede en ratio niet het alleenrecht hebben. Een paar maanden terug ben ik samen met mijn vrouw Frances naar een concert van violiste Janine Jansen geweest. Zij speelde op zo'n zuivere manier de prachtigste cantates van Bach dat ik ontroerd raakte door wat ik hoorde. Ik denk dan echt: Muziek moet de 'taal van God' zijn. Bach wordt wel eens gekscherend de 'harp van God' genoemd.
Ik ken persoonlijk een atheïst die ook Bach-liefhebber is. Hij heeft gelijksoortige emoties als hij in Naarden de jaarlijkse Matthäus Passion hoort, maar schrijft dat niet aan een hogere macht toe. Ondanks dat voel ik me toch met hem verbonden.
Er zijn natuurlijk christenen die zo verkrampt en fundi zijn dat ze nooit enige twijfel zullen toegeven, of dat de mogelijkheid bestaat dat er ook andere antwoorden zijn buiten de christelijke box. Er zijn gelovigen die lijken op de vader van de epileptische jongen die tegen Jezus zei: "Heer, ik geloof. Kom mijn ongeloof te hulp" (Marcus 9:24). Ik kan best medegevoel met deze vader hebben.
Weten gelovigen nu echt zoveel meer dan ongelovigen? Ik denk dat ongelovigen net zoveel onbeantwoorde vragen over het leven en universum hebben als wij gelovigen. Zowel ongelovige atheïsten als theïstische gelovigen zijn op zoek naar antwoorden op de grote levensvragen. Zelfs Job zei dat wat we over God "weten", slechts "een glimp" van Zijn grootheid is.
Verder ben ik van mening dat
we rekening moeten houden met elkaar en onze "heilige huisjes", en
dat medegevoel daarin een sleutelrol speelt. Helaas leert de praktijk ook dat
“heilige huisjes” van gelovigen vaak gepaard gaat met enige vorm van (subtiele)
geloofsdwang. Zolang er sprake is van (geloofs)dwang - meestal niet in de vorm
van een boksbeugel, maar fluwelen handschoen - en mensen onder een juk van
geclaimde religieuze waarheden gebracht moeten worden, en af en toe zelfs
"liefdevol" bedreigd worden met Gods oordelen, is het zetten van
vraagtekens bij "heilige huisjes" mijns inziens noodzakelijk. Ook
humor kan helpen om de betrekkelijkheid van "heilige huisjes" te
doorzien. Iemand die er blijkbaar ook zo over denkt is Hans Teeuwen. Hij
stelt bijvoorbeeld in onderstaand filmpje dat geloof/godsdienst geridiculiseerd
mag worden, omdat geloof/godsdienst macht en status heeft.
Het bijbels verslag over
"Ongelovige Thomas" (Joh. 20:19-29):
"'s Avonds zaten de discipelen bij elkaar. Zij hadden de deur op slot gedaan, omdat zij bang waren voor de Joden. Ineens was Jezus bij hen. "Vrede", zei Hij. Zij zagen Zijn handen en Zijn zijde. Wat waren zij blij dat ze de Here zagen. "Vrede!" zei Jezus. "Zoals de Vader Mij gestuurd heeft, zo stuur Ik jullie." Toen blies Hij Zijn adem over hen heen en zei: "Ontvang de Heilige Geest. Wie jullie zijn zonden vergeven, is ervan verlost. Maar wie jullie het aanrekenen, moet zijn zonden dragen." Eén van de twaalf discipelen, Thomas (of Didymus) was er niet bij. Toen de andere discipelen hem vertelden dat zij de Here hadden gezien, wilde hij het niet geloven. "Ik kan het pas geloven", zei hij, "als ik de wonden van de spijkers in Zijn handen zie en met mijn eigen hand voel dat Hij een wond in Zijn zij heeft!" Acht dagen later waren de discipelen weer bij elkaar. Thomas was er nu ook bij. Zij hadden de deur op slot gedaan. Ineens was Jezus in hun midden. "Vrede", zei Hij. "Thomas, zie je mijn handen en mijn zij? Voel er maar eens aan en twijfel niet meer. Geloof dat Ik leef!" "Mijn Here en mijn God", stamelde Thomas. "Geloof je het nu, omdat je Mij ziet?" zei Jezus. "Gelukkig zijn de mensen, die in Mij geloven zonder Mij gezien te hebben.""Er zijn vele mensen die een persoonlijke sympathie hebben voor een bepaalde apostel van Jezus. Vaak is dat Petrus vanwege zijn eerlijkheid en spontaniteit, maar mijn favoriet is de apostel Thomas.
Ik kan me wel verplaatsen in zijn positie. Hij weigerde in de opstanding van Jezus te geloven voordat hij hem met eigen ogen gezien, en Jezus' wonden met zijn eigen handen gevoeld had. "Eerst zien dan geloven" is ook nu een veel gehoorde uitspraak.
Wat me bijzonder raakt, is Jezus warme en vriendelijke reactie op het ongeloof van Thomas. Hij deed namelijk extra inspanningen om de twijfelende Thomas te helpen om te geloven. Hij legde Thomas vingers in zijn wonden waarna Thomas nederig uitriep: "Mijn Here en mijn God". Deze liefdevolle houding van Jezus jegens ongelovigen spreekt boekdelen!!!
Dit verslag doet mij nadenken over de volgende vragen: Als Jezus eigen apostelen (die dagelijks met hem omgingen) al een "klein geloof" hadden en de apostel Thomas aanvankelijk weigerde te geloven in de opgewekte Jezus, hoe kan dan van ons - ongeveer 2000 jaar later - wel verwacht worden dat we geloof moeten hebben? En als je nadenkt over wat Jezus voor één van zijn apostelen deed om een einde aan zijn twijfels te maken, waarom zou hij dan niet iets soortgelijks kunnen doen voor de ontelbare agnostici, atheïsten en sceptici van nu? Het is voor ons nu nog veel lastiger om te geloven dan het voor Thomas was. Daarom denk ik dat als Jezus terugkomt hij niet komt om dood en verderf te zaaien, maar om de mensen de gelegenheid te geven om in hem te geloven, simpelweg omdat het zo moeilijk is om heden ten dage te geloven. Jezus weet dat en daarom vroeg hij zich ook af of 'hij bij zijn terugkomst nog geloof op aarde zou vinden' (Lukas 18:8).
Alle 'ongelovige Thomassen' in onze tijd, die blijkbaar de meerderheid van de hoogopgeleide mensheid vormen, hebben iets wonderbaarlijks nodig dat hen helpt te geloven. Er zijn veel zaken die het in deze tijd zo moeilijk maken om te geloven: Al het lijden in de wereld, sciëntisme, atheïsme etc. Het lijkt me zo onrechtvaardig wanneer Jezus slechts zou terugkomen om mensen te vernietigen, onder wie goed ingelichte mensen die eerlijk naar hun geweten luisteren en het daarom in deze tijd - bijna 2000 jaar na Jezus leven op aarde - bijna onmogelijk vinden om nog te geloven. Het kost me - dankzij het verslag over "Ongelovige Thomas" - weinig moeite om me voor te stellen hoe Jezus op de ongelovigen in onze tijd zou reageren.
Volgens het verslag zei Jezus verder ook nog: "Gelukkig zijn de mensen, die in Mij geloven zonder Mij gezien te hebben." Wat me opvalt, is dat Jezus gelovigen gelukkig prijst, maar hier niet zegt dat gelovige mensen beter zijn. Er zijn nu eenmaal personen die bepaalde zaken gemakkelijker aannemen en 'geloven zonder Jezus gezien te hebben', maar dat diskwalificeert de hedendaagse 'Thomassen' niet. Zij kijken vaak wat kritischer en laten zich niet op het woord van een ander zomaar overtuigen. Jezus verwierp hen niet, maar hielp hen op vriendelijke en warme wijze.
Als ik over Jezus
vriendelijke houding nadenk, vind ik het in deze tijd een mooie uitdaging om
hem daarin na te volgen. Ik voel me trots op de christelijke en kostbare
erfenis die ik van mijn lieve JG-ouders meegekregen heb.